Persoonsbeschrijving
van
Het aardige van een persoonsbeschrijving zijn de verschillen met hoe we het leven nu gewend zijn. Met verbazing lees ik wat mijn betovergrootvader allemaal voor bezigheden had, waar wij amper tijd hadden voor vrijwilligers werk kent Pieter op dat vlak geen grenzen. In de Gemeenteraad van Delft had hij de rol van reserve burgemeester. Het lijkt zelfs alsof hij zijn werk als molenaar, toch een fysiek zwaar beroep, “erbij” deed. Kunt u een molen bedienen?
Ook vind ik het interessant hoe zijn zoon Cornelis Hendrikus hem beschrijft in een Nederlands dat toen normaal was en nu door niemand meer gebruikt wordt. Waar wij ons nu druk maken over de zorgtoeslag of de levensloop regeling kun je teruglezen dat Pieter moest accepteren dat de helft van zijn 16 kinderen vroegtijdig stierven en ook zijn eerste vrouw op 29 jarige leeftijd stierf.
Zijn ouders kregen 8 kinderen waarvan
Beroep en openbare betrekkingen
Pieter was eigenaar van korenmolen De Roos te Delft en één
van zijn belangrijkste openbare functies was lid van de gemeenteraad van Delft
gedurende 36 jaar (1855-1891).
Pieter heeft de
volgende openbare betrekkingen
bekleed:
·
Lid
van het college van diakenen van de Nederduitsch
Hervormde Gemeente.
·
Agent van een sectie der Protestantsche Vereeniging
"Christelijk Hulpbetoon."
·
Plaatsvervangend Notabel.
·
Regent van de Kamer van Charitaten.
·
Lid van het college van Ouderlingen.
·
Lid van den Gemeenteraad.
·
Plaatsvervangend Brandmeester.
·
Lid en daarna voorzitter van de commissie
voor de Veemarkt.
·
Lid van de commissie voor de Graanmarkt.
·
Lid van het tweede Kerkelijke
Wijkcommissie.
·
Bestuurder van het Departement Delft van
het Genootschap Phylacterion.
·
Lid van de commissie voor de oprichting:
van een Nationaal gedenkteken.
·
Commissaris van de Paardenmarkt.
·
Lid van de openbare Gezondheidscommissie.
·
Lid en plaatsvervangend lid van de commissie
voor de Schutterij.
·
Notabel van de Nederduitsch
Hervormde Gemeente.
·
Lid van het college Regenten van de
Werkinrichting.
·
Lid van het Bestuur van de Hulpbank.
·
Lid van het Classikale
Bestuur van' s Gravenhage.
·
Lid van de commissie voor de Gemeentereiniging.
·
Regent van het oude mannen- en vrouwenhuis
in de Papenstraat.
·
Lid van het college van Zetters van 's Rijks belastingen.
·
Lid van de commissie voor de Boter-, Graan- en Kaasmarkt.
·
Lid van de commissie voor de verloting
t.b.
·
Lid van de commissie in zake de dreigende pokken-epidemie.
·
Lid van het Kiescollege der Nederd. Herv. Gemeente.
·
Kerkvoogd van de Nederduitsch
Herv. Gemeente, later Voorzitter.
·
Medeoprichter van de Kiesvereniging
"Koning en Vaderland"
·
Lid en secretaris van "Eendracht
maakt macht"
·
Meer dan 50 jaren lid en voorzitter van
het Oud-diakonaal Leesgezelschap et cetera
Uit dit huwelijk kregen zij zeven kinderen: Joannes (1827-
1878), Adrianus (1829-1830), Adriaan (1832- 1832), Adriaan (1833-1834), Adriaan
(1835- 1917), Marinus (1837- 1837) en Marinus Cornelis (1838-1904).
Daarna
trouwde hij te Boskoop op 18 juni 1840 Johanna van
der Sney Felix. Zij was geboren te Boskoop op
13 dec. 1818 en overleed te Delft op 9 november 1866. Uit dit tweede huwelijk
kregen zij negen kinderen: Marijtje (1841-1841), Cornelis
Hendrikus (1842-1843), Marijtje (1845-1848), Bernardina Cornelia (1847-1847), Cornelis Hendrikus
(1849-1913), Klaas (1851-1926), Marijtje (1852-1853),
Pieter (1855-1855) en Pieter Johannes (1860-1940).
Volgens
zijn zoon C.H. van Rhijn heeft Pieter zijn kinderen drie dingen geleerd:
“Vooreerst,
onszelven te zijn, nooit het geweten te verkrachten
of de heiligheid van het beginsel te schaden; dat is veel.
Ten
andere, een onberispelijken
naam te bewaren onder de menschen, 87½ jaar, bijna een eeuw; dat is meer.
En
eindelijk, onszelven te geven aan maatschappij en
kerk, aan God en het Godsrijk; dat is alles.”
Pieter
is overleden te Delft op 4 Mei 1894 en begraven op de begraafplaats "Jaffa" te
Delft.
Pieter kende hoogte en dieptepunten die af te leiden zijn uit de levensbeschrijvingen.
Als dieptepunten zijn aan te merken het vroegtijdig overlijden van zijn eerste vrouw op 29 jarige leeftijd en het vroegtijdig overlijden van 9 van zijn 16 kinderen.
C.H. van Rhijn schrijft hierover:” Ook
kende hij droefheid, toen al de baren Gods over hem heengingen en zijn ziel
door bittere droefheid verscheurd werd en ik eerde hem als een man van stille
berusting, in wien het psalmwoord werkelijkheid
geworden was: Mijn ziel is immers stil tot God. Van Hem wacht ik een heilrijk
lot. Hij immers zal mijn rotssteen wezen…..”
Als
hoogtepunten ligt minder de nadruk op zijn beroep als molenaar, maar meer op
alle openbare betrekkingen die hij bekleed heeft, waaronder 36 jaar in de gemeenteraad.
De wijze waarop hij deze functies uitvoerde maakte voor veel inwoners van Delft
dat hij een algemeen bekend en geacht man. In de krant
werd opgemerkt: “Wie, ik zou haast zeggen, welke man en welk kind in Delft
kende den oude heer Van Rhijn niet, die zo eigenaardige persoonlijkheid!”
Bij
zijn aftreding van de gemeenteraad gaf de Delftsche
Courant van 19 Juli het volgende waarderende
oordeel: Zijn eenvoudig, dikwijls
gemoedelijk woord, waaruit een helder oordeel sprak zal in onzen Raad niet meer
worden vernomen. Het zal slechts in de herinnering worden bewaard van alle
medeburgers die eerlijkheid en verdraagzaamheid op hoge prijs weten te stellen.
Veel is hem door zijne medeburgers toevertrouwd, en al
wat hem toevertrouwd werd, al wat hij op zich nam, daar wijdde hij zich ook
geheel aan, daarin toonde hij de gaven van zijn helderen blik, van zijn
praktische zin en van zijn warm hart.
Persoonskenmerken:
Uit het In memoriam
van zijn zoon C.H. van Rhijn worden de volgende kenmerken van hem beschreven.
Tot
zijn dood was Pieter levenslustig en krachtig; een man van onvermoeide
werkzaamheid en stalen volharding. Hij was een man van karakter, pal staande
voor zijn overtuiging, en met onverbiddelijke ernst vasthoudende aan de
heiligheid van het beginsel. In de laatste weken en jaren werden de scherpe
kanten van zijn karaktervolle persoonlijkheid niet uitgewist maar toch
verzacht.
In de
gemeente verhief hij zo nodig, zijn waarschuwende stem tegen voorgestelde
uitgaven, die zijns inziens te groot of niet voldoende gemotiveerd waren. Zijn
krachtige figuur zal ons nog lang voor den geest blijven, zoals hij, naar
vroeger trant, bij het voeren van het woord zich steeds van zijn zetel verhief
en in het vuur zijner rede, met den opgeheven rechter wijsvinger gesticulerende,
pleitte voor de zienswijze door hem voorgestaan. Men wist wat men aan hem had,
men kon op hem rekenen.
Tot
op hoge leeftijd nam hij met belangstelling kennis van de belangrijkste
gebeurtenissen in de stad Delft en in de meer beperkte kring van huisgezin en familie. Hij was een
man uit het volk voor het volk, een volkstribuun en toch met iets hoog geëleveerds in woord en werk.
Hij
was op het. gebied van kerk en staat een conservatief
man, in de beste en edelste zin, niet dwepend meegaande met alles wat nieuw
was, noch angstvallig zich vastklemmende aan het oude, maar alles zorgvuldig
wikkend en wegend, vasthoudende wat volgens zijn overtuiging waarlijk goed was,
en niet schromende, die overtuiging uit te spreken, al stond hij alleen. Ook
beschrijft zijn zoon dat Pieter geen starre persoonlijkheid was, omdat hij het oude niet aan nam omdat het oud is, noch verwierp het
nieuwe omdat het nieuw is.
“Wij
hebben hem gekend in allerlei omstandigheden als een waarlijk godvruchtig, als
een echt Christelijk man.”
C.H.
van Rhijn zag hem in blijdschap en hij had hem lief als een man van medegevoel,
met humor en geest de feestvreugde opvrolijkende.
Steeds
heeft de heer Van Rhijn zich doen kennen als een uiterst humaan en welwillend, zelfstandig man, vol ijver in het bevorderen der belangen,
aan zijn zorg toevertrouwd, en toegerust met een praktische blik; altijd werden
zijne heldere adviezen dan ook op hoge prijs gesteld.
Literatuur
/bronnen:
·
In memoriam van
·
Nederlands Patriciaat van 1994 78e jaargang.