In memoriam Prof. Dr. P.J.van Rhijn 1886 - 1960

 

Pieter Johannes van Rhijn, geboren te Gouda op 24 maart 1886, overleed op 9 mei 1960 te Groningen.

Kort na de geboorte van Pieter werd zijn vader benoemd tot hoogleraar in de theologie aan de Rijksuniversiteit te Groningen, en zo kwam het dat de thans overledene vrijwel zijn gehele leven in de stad Groningen heeft doorgebracht; hij bezocht er het gymnasium, studeerde aan de Groningse Universiteit en promoveerde er in 1915. Zijn leermeester was de grote astronoom J. C. Kapteyn,

de stichter van het Sterrenkundig Laboratorium te Groningen, dat thans de naam van Kapteyn draagt. Van Rhijn behoort dus tot de Groningse school van Nederlandse sterrenkundigen die zulk een belangrijk aandeel heeft gehad in de ontwikkeling van de sterrenkunde, zowel in Nederland als daarbuiten. Toen Van Rhijn in 1921, als opvolger van Kapteyn, zijn ambt had aanvaard met een rede over "Het gravitatie-probleem", trad hij bewust in de voetsporen van zijn leermeester. Hij beschouwde het als zijn taak het grootse plan, door Kapteyn ontworpen, tot uitvoering te brengen. Dit plan beoogde een uitgebreid onderzoek van de bouw van het melkwegstelsel. Bij Kapteyn's aftreden  waren belangrijke voorbereidende onderzoekingen afgesloten; ook waren reeds enkele hoogst belangrijke uitkomsten verkregen. Maar voor de eigenlijk bedoelde, brede opzet waren slechts de grondslagen gelegd. Op voorstel van Kapteyn was een begin van internationale samenwerking tot stand gekomen, met het doel velerlei  waarnemingsgegevens stelselmatig te verzamelen. Gedurende zijn gehele loopbaan is Van Rhijn de stuwende kracht van dit "plan of selected areas" geweest. Met geestdrift en taaie volharding heeft hij medewerking van sterrenwachten over de gehele wereld weten te verkrijgen en, wat zeker niet het gemakkelijkste was, heeft hij vrijwel alle medewerkenden tot het voltooien van hun vaak tijdrovende aandeel weten te bewegen. Het aldus tot stand gekomen arsenaal van gegevens vormt een blijvend monument voor Van Rhijn's streven. Al zijn de opvattingen omtrent de bouw van het melkwegstelsel sedert 1921 grondig gewijzigd, toch behoudt het enorme aantal gegevens, vervat in het "plan of selected areas", onbetwistbaar zijn waarde. Natuurlijk nam het laboratorium te Groningen onder Van Rhijn's leiding deel aan het "plan of selected areas"; duizenden fotografische negatieven werden er gemeten. En even vanzelfsprekend is het, dat Van Rhijn en zijn medewerkers zich bezig hielden met het bewerken van de reeds verkregen gegevens. Zo heeft hij zich toegelegd op een statistisch onderzoek van de lichtsterkten van de sterren; met andere woorden: hij onderzocht de veelvuldigheid van de sterren gerangschikt naar de hoeveelheid licht die zij uitstralen. Van Rhijn’s lichtsterkte-kromme" is voor het moderne onderzoek van de evolutie van het melkwegstelsel van fundamentele betekenis.

Andere belangrijke publicaties hebben betrekking op de sterdichtheid in de ruimte rond de zon en op de ruimtelijke verspreiding van de interstellaire materie. In het bijzonder hield hij zijn aandacht gericht op de absorptie van het sterrelicht door de interstellaire materie; want slechts indien de mate van absorptie bekend was, konden betrouwbare afstanden uit de helderheden en de lichtsterkten van de sterren worden afgeleid. Ondanks de ogenschijnlijke verscheidenheid, waren al zijn onderzoekingen op één doel gericht. Van Rhijn liet zich slechts zelden verleiden tot het inslaan van zijpaden, zelfs niet wanneer de verlokking groot moet zijn geweest. Er zijn, zowel in de sterrenkunde als in andere takken van wetenschap, beoefenaren die bij een doemend nieuw verschiet blijven stilstaan, en zonder aarzeling de daarachter verborgen mogelijkheid tot scheppend werk gaan najagen. Van Rhijn behoorde niet tot deze categorie; zijn werk -neergelegd in een lange rij publicaties van het sterrenkundig laboratorium -is gekenmerkt door een straf aangehouden koers. Dit neemt echter niet weg dat hij grote belangstelling had voor wat elders in de sterrenkunde, en ook in de natuurkunde omging. Hij gaf zich veel moeite voor de voorbereiding van zijn colleges, waarin hij vele aspecten van de moderne sterrenkunde naar voren bracht.

Van Rhijn heeft een, voor de sterrenkunde, groot aantal leerlingen gehad. Zij zijn te vinden op belangrijke posten op sterrenwachten in het buitenland -in Australië en in de Verenigde Staten -en in Nederland. In aller werk is het stempel van hun leermeester te bespeuren. Tezamen met zijn collega’s vierden zijn leerlingen Van Rhijn's zeventigste verjaardag door een bundel opstellen aan de jarige op te dragen. Velen van hen -zowel leerlingen als collega's - betreuren thans het heengaan van een vriend, wiens voorbeeldige rechtschapenheid zij bewonderden en ook wel eens duchtten. Terwijl we dit "in memoriam" overwegen, vragen we ons onwillekeurig af of we de waarheidsliefde van Van Rhijn niet zouden kwetsen met een slordig gekozen woord of een overdrijving. Doordat zijn denken en handelen, zowel in zijn werk als in zijn dagelijkse leven, werden beheerst door oprechtheid en bescheidenheid, wekte hij bij hen die oppervlakkig met hem in aanraking kwamen wel de indruk dat hij zich ternauwernood bekommerde om wat er om hem heen in de wereld zich afspeelde. Maar wie hem beter kenden, weten dat hij een diepgaande belangstelling had voor en ook een scherp oordeel bezat over wat er in de wereld omging. Een van ons beiden leerde hem in 1938 kennen; hij herinnert zich hoe Van Rhijn vervuld was van zorg over de wereldgebeurtenissen die toen hun schaduw vooruitwierpen en hoe goed hij, achteraf bezien, de betekenis van deze voortekenen doorzag.

De jaren volgende op 1938 zijn voor Van Rhijn heel moeilijk geweest: het rectoraat eindigende' onder de Duitse bezetting en daarna een langdurige ziekte. Met grote wilskracht heeft hij toen berust in de zo veel geduld eisende therapie in sanatorium en ziekenhuis.

Wat een geluk dat hem na de oorlog toch nog weer ettelijke jaren van vruchtdragende wetenschappelijke arbeid werden geschonken.

Van Rhijn was wars van onoprecht eerbetoon. Hij kon met gloeiende verontwaardiging spreken over gelegenheids-redevoeringen, waarin verdiensten werden aangedikt en gebreken werden verzwegen. In overeenstemming met de opvattingen van de overledene droeg diens begrafenis een sober karakter. Onze beminnelijke vriend en oud-collega leefde in het diepe besef dat er een oordeel over de mens en zijn werk bestaat, hoger en zuiverder dan dat wat door medemensen kan worden uitgesproken.

A. BLAAUW

J.J. RAIMOND Jr.

 

Dit “in memoriam” is verschenen vlak na zijn overlijden op 9 mei 1960 (redactie)