Groningen 29 april 1888 -
Bilthoven 3 oktober 1966
De perioden van het leven van
Bij een dankbare terugblik op
dit arbeidzaam en vruchtdragend leven is het duidelijk, dat de
wetenschappelijke belangstelling van prof. Van Rhijn zich vooral uitstrekte
over twee terreinen in de theologie, die naar zijn inzicht alles met elkaar te
maken hadden, al zijn ze in de praktijk ook als ‘vakken’ onderscheiden,
namelijk de bestudering van kerk- en dogmengeschiedenis
èn die van het Nieuwe Testament. Deze dubbele interesse,
die geen zeldzaamheid is, kon bij Van Rhijn een vanzelfsprekendheid worden
geacht, als men zich herinnert dat zijn vader voor beide vakken een
leeropdracht had.
De kerkhistorische
belangstelling werd al in Maarten gewekt, toen hij pas student was en hij zijn
vader mocht helpen bij het optekenen van de grafschriften in de Martinikerk te
Groningen met onder andere het gedenkteken van Wessel Gansfort, op wie zijn
vader hem meermalen wees. Zo kwam het dat hij met deze theoloog ijverig bezig
bleef en op 22 juni
De aandacht van Van Rhijn bleef echter tot de genoemde periode van de kerk-
en dogmengeschiedenis niet beperkt. Hij boeide zijn
studenten in volle zalen met colleges over grote mannen als Augustinus,
Franciscus van Assisi, Thomas van Aquino, Luther en Pascal, en vergat ook de latere tijd niet, als
hij studeerde in of college gaf over Kierkegaard, Overbeck, Herrmann, Kähler en Barth. Over wie hij ook
handelde was om het even; maar de gestalten gingen voor zijn leerlingen leven:
hun problemen en levensvragen werden de hunne en over de eeuwen heen was er een
band, die hen bond, de band met Jezus Christus. Zijn kracht lag duidelijk in de
tekening van belangrijke theologen: bij de beschrijving van het levenswerk van
mannen als Is. van Dijk, A.J. Th. Jonker en Van Oosterzee
werd zichtbaar, dat Van Rhijn niet alleen met zijn vaardige pen schreef, maar
ook met zijn warme hart. Heel bijzonder was hij echter door Luther
bekoord, omdat diens rechtvaardigingsleer zijns inziens de kern van de bijbelse
boodschap bevatte. Met Luther kon hij letterlijk
‘uren’ doorbrengen, en gaarne vergeleek hij de reformator met anderen van groot
formaat, als Thomas en Erasmus, Ritschl en Barth.
Bij dit alles heeft de studie
van het Nieuwe Testament hem nimmer losgelaten. Als studiesecretaris van de ncsv had hij in bijbelkringen, kampen en conferenties veel
blijvende contacten, waarbij de wijze waarop Jezus met allerlei mensen
ontmoetingen had, hem in zijn gesprekken de nodige bezieling en leiding gaf. In
deze tijd kwamen boeken over de synoptische evangeliën tot stand als duidelijke
proeven van verantwoorde studie; geschreven in een stijl die de lezers
persoonlijk aansprak. Zijn Gedachten en
[p. 261]gestalten uit de
Evangeliën in drie delen zijn van deze studiejaren een rijpe vrucht, al mogen
ook andere werken niet vergeten worden, zoals: Een blik in het onderwijs van Jezus;
Het Nieuwe Testament in het licht der nieuwere opgravingen en zijn Handboek
voor Bijbelstudie.
Het geheim van zijn invloed
in de studentenwereld en daarbuiten moet gezocht worden in de wijze waarop
Zo was het bijna profetisch,
dat hij in 1888 door prof. Van Dijk gedoopt werd met een preek over
onpersoonlijke godsdienst en persoonlijke godsvrucht (1 Sam. 3 : 1a, 7a). De
huiscatechisaties van zijn vader brachten hem met de bijbel in een levend
contact, maar ook prof. A.J. Th. Jonker, die op zondagavond in huize Van Rhijn
placht te komen in Maarten's jeugdjaren, heeft een
diepe indruk op hem gemaakt. Gevormd door een trouwe kerkgang in de Martinikerk
en door het kamp, waar hij op eenvoudige wijze hoorde spreken over het leven
met God, organiseerde hij in zijn studententijd vele bijbelkringen en zette
hij, gesteund door prof. Van Dijk, academiediensten op die veel studenten trokken
en waarin de prediking der verzoening een grote plaats had. In dezelfde lijn
lag zowel zijn proefpreek over de belijdenis van Petrus, als zijn intreepreek
in Groesbeek over de bede uit het Onze Vader, tevens het bekend devies van de ncsv: Uw Koninkrijk kome (Eltheto).
Bij zijn grote liefde voor de
kerk en het kerkelijk leven zag
[p. 262]In de oorlogsjaren,
die hem gedurende enkele maanden in het gijzelaarskamp te Haren hebben
gebracht, schreef hij over het leven uit de Geest en het gebed. Na de oorlog
heeft hij aan de totstandkoming van de nieuwe kerkorde niet actief meegewerkt,
omdat zaken van kerkrecht en kerkstructuren hem minder lagen dan het pleiten en
werken voor een heenkeer tot Christus om zo tot
betere verhoudingen te komen in het persoonlijk leven en in de moderne sociale
en internationale omstandigheden.
De nagedachtenis van deze
innemende mensenkenner en vaderlijke vriend van veel jonge mensen wordt
wellicht het zuiverst geëerd als wij herinneren aan het psalmwoord, waarmee
prof. Van Rhijn na zijn afscheidsrede op 22 mei 1958 zijn geestig dankwoord
besloot: ‘Geloofd zij God met diepst ontzag.’
G.P. van Itterzon
Ernst en vrede. Opstellen
rondom de ethische theologie aangeboden aan prof. dr.
Een aanvulling op deze
bibliografie werd gemaakt door dr. P.L. Schram. Deze aanvulling is te vinden in
de bibliotheek van het Theologisch instituut te Utrecht onder het beheer van
dr.
Onder bijzondere dank aan dr.
Schram en dr. De Groot volgt hier de aanvullende lijst van Van
Rhijn's geschriften die verschenen zijn na 1951
Artikelen