Julia Caroline
van Rhijn (IXa) 1849- 1900
Bij het
opruimen van de boedel van een tante vond ik een bundeltje brieven, die geschreven waren door Julia Roscam
Abbing-van Rhijn aan haar tante Sophie van Rhijn-de Graaf, de echtgenote van Dr. H.H. van Rhijn, medicus
te Katwijk. Deze tante was een van mijn overgrootouders. De brieven waren voor
het grootste gedeelte geschreven in Ginneken, waar ik in de tachtiger jaren
predikant was. Julia schreef ook over Chaam, waar ik
een driejarig consulentschap vervuld heb en zodoende wekte deze correspondentie
mijn belangstelling. Aan de hand van een aantal notities, die
ik gemaakt heb het volgende.
Julia
Caroline werd in 1849 geboren, zij was een dochter van de vermaarde predikant
L.J. van Rhijn. Ze bracht haar kleuter-jaren door in Chaam, waar het gezin goede contacten onderhield met de
pastor van de buurgemeente Ginneken en diens gezin. Uit Chaam
werd lulia's vader beroepen naar Wassenaar. Dat bood
de gelegenheid om intensiever contact te onderhouden met zijn broer en diens
grote gezin en zodoende leerde Julia haar tante Sophie kennen. En ook de drie
jaar oudere zoon van ds. en mevrouw Roscam Abbing. die in Leiden studeerde en
vaak met een zoon van de Katwijkse van Rhijn-en mee naar diens huis ging, maar ook in Wassenaar
gastvrij werd ontvangen. Op haar 20ste jaar trouwde Julia met deze Pieter, die inmiddels predikant in Hurwenen
was geworden.
De
portretten van Pieter en van zijn vader hangen in de consistoriekamer van de Ginnekense kerk. Het verschil in karakter komt daarop
duidelijk uit: de vader had een wat grinllnig en fel
gezicht, de zoon had een ietwat zwak en dromerig uiterlijk. Vader R.A. heeft
veertig jaar in Ginneken gestaan en beschrijft in de notulen van de kerkenraad
de strijd die hij op verschillende fronten voerde en waarin hij zijn
ouderlingen meetrok. Hij vocht tegen de "Roomsch
Catholijken" die de klok uit de toren van de
hervormde kerk hadden gehaald en die als cadeau aan de nieuwe r.k. kerk hadden aangeboden; de torens waren sinds de
Franse tijd eigendom van de overheid. Een fel protest tegen deze tactloze zet
van de in meerderheid r.k. gemeente-raad
werd door de dominee naar het college van B. en W. gezonden en met hulp van
zijn vriend L.J. van Rhijn, die vele landelijke prominenten kende, werd een actie
ondernomen om de oude kerk van Ginneken aan een nieuwe luidklok te helpen, die
voor de eerste maal gebruikt werd bij de begrafenis van de oudste zoon van de
predikant. Dat de dominee vurig deelnam aan de April-beweging
van 1853 toen er weer bisschoppen in ons land kwamen, laat zich denken. Maar
ook de goede synode kreeg boze brieven uit Ginneken, vol protesten tegen het
modernisme. "Vrijzinnigen = ongelovigen" schreef Roscam
Abbing in het notulenboek, het handschrift toont zijn
woede. Hij was een gezien predikant, die in Ginniken bleef, omdat hij zich
geroepen achtte om de strijd tegen de "papisten" in het roomse land
te blijven voeren.
Maar toen
hij zeventig was geworden, was het duidelijk, dat hij zijn ambt moest
neerleggen. Hij liet de kerkenraad zijn zoon Pieter beroepen in zijn plaats en
zichzelf tot ouderling.
Dan hield hij nog een vinger in de pap en kon hij in de pastorie
blijven wonen, verzorgd door zijn schoondochter Julia. Julia begreep welk een moeilijke situatie
dit zou worden en schreef tante Sophic een wanhopige
brief. Pieter als knechtje van zijn vader en zij als huishoudster bij "den
ouden Brombeer". Maar Pieter zei, dat de kinderen hun ouders moesten
gehoorzamen. En dus gingen zij en er begon een reeks van trieste brieven aan de
"zeer geliefde tante". Julia kon het niet met haar schoonvader
vinden, die haar gezin tiranniseerde. De pastorie lag in het dominee-laantje,
dat
uitkwam op de markt, waaraan de oude kerk gelegen was, die zij ook een
afschuwelijk
bouwsel
vond, een ellendig krot. -In 1937 zou ,de middeleeuwse kerk door een
restauratie als
een foenix uit de as herrijzen. -Ze hield veel van haar
"lieven egtgenoot" maar vond hem wel wat
"wankelmoedig" en zij wenschte wel dat haar
adelaarsvleugelen gegeven zouden worden om naar Wassenaar en naar U, dierbare
tante, te kunnen vliegen. Ach, om dan eens onder het gehoor van mijnen vader te
kunnen zitten wiens prachtige kanselredenen steeds
zoveel inspiratie gegeven hebben. Eerlijk gezegd vind ik de preeken
van Pieter vaak ietwat "ennuyant". Het was
triest dat de kerkloop zienderogen terugliep en het ÏIl"iteerde haar bovenmate dat de gemeenteleden zo weinig
respect voor Pieter hadden, die ze nog als "Pietertje van de doom'nie" gekend hadden en nu niet au sérieux namen. Zij namen de petten niet eens af als ze hem
op straat tegenkwamen.
De oude
dominee bleef zieken bezoeken en die maakten soms onomwonden duidelijk, dat zij
de
voorkeur gaven aan dit pastoraat dan aan dat van de zoon. Het toppunt van
ellende werd de
ziekte van
kleine Pieter. "Hoewel er een Med.Dr in het dorp
gevestigd is, hebben wij niets aan
deze man
-hij wekt de indruk, dat hij zijn métier niet verstaat en ook dat ene visite in
de protes-
tansche
pastorij hem onaangenaam is". Het werd erger en erger met het zieke kind.
Na een
wanhopige
brief aan Julia verzocht haar oom zijn oudste zoon Arnold, die in het voetspoor
van
zijn
vader medicijnen gestudeerd had en daarin zeer uitblonk om eens in Ginniken
poolshoogte te
nemen. Hij
gaf ol1lniddelijk gehoor aan deze noodkreet en constateerde dat alles mis
dreigde te gaan. Wat Zijn collega had voorgeschreven, deugde niet. Hij schreef
iets anders voor en het kind
knapte
zienderogen op. Maar toen hij het vochtige huis en de drassige tuin bekeken
had, sprak hij
uit, dat
zij hier maar zo snel mogelijk moesten zien weg te komen. "Hij was
overtuigd, dat mijne
schoonmoeder door het vocht en de kwalijke dampen uit de agtertuin
was bezweken en hare oudste kinderen evenzeer. Het is hier bepaaldelijk
levensgevaarlijk" zo had Arnold gezegd, die daarna de oude predikant
onderzocht had en overtuigde was, dat de jicht die hem kwelde ook te wijten was
aan deze slechte behuizing. Ook hier werd advies gegeven om zo spoedig mogelijk
te vertrekken. De oude heer was er rijp voor om dit advies te volgen. De mensen
moesten niet nog meer zien van de lichamelijke aftakeling van de eens zo sterke
man. Hij trok nu bij zijn dochter in die aan de andere kant van Breda woonde.
Nu was de
vraag hoe Pieter een ander gemeente kon vinden. Hoe komt een op zijn best als
middelmatig te kwalificeren predikant, die ver buiten de bewoonde
(protestantse) wereld woont,
aan een
beroep. Julia kon niet weten, dat haar vader de landheer van der Borch tot Verwolde, die
hij nog
uit zijn Chaamse tijd kende, een brief had
geschreven, waarin hij de situatie van zijn dochter en schoonzoon uiteengezet
had. Hij had hem gevraagd of hij wellicht relaties elders
in het
land had,
die collatie-recht hadden (de destijds bestaande
regeling, dat de ambachtsheer mocht
bepalen, wie
er predikant zou worden als er een vacature bestond.)
Wie
beschrijft onze verwondering toen onze kerkvoogd, de heer Van der Borch aankondigde, dat hij een gesprek wilde hebben? Het
begon onheilspellend: ZHWGeb. sprak
zijn leedweezen uit, dat de kerkeraad
ons dit alles aangedaan had. Het was toch te verwagten
geweest, dat als men terugkeert naar een plaats waar men is opgegroeid en
bovendien nog als zoon van een hoogge-
waardeerde
Vader moeilijkheden zouden ontstaan. Maar de ouderlingen hadden den ouden
predikant niet
willen brusqueeren en zij hadden aan zijn wenschen voldaan."
De toon werd
daarop enigszins dreigend: "Gij zult evenwel
verstaan, dat ook de gemeente
schade
geleden heeft door deze affaire. Minder menschen gaan
nu ter kerke, de collecten zijn in
opbrengst
gedaald en de kerkvoogdij zal, als dit doorgaat, niet meer weten op welke wijze
zij aan
hare
verplichtingen kan voldoen." Het was duidelijk; Pieter moest weg of er
zouden problemen
met zijn
tractement komen. Maar de toon werd vel"Zacht:
"Een mijner vrienden in Friesland
woonachtig
heeft mij doen weten, dat hij bereid is om de kerkelijke gemeente aldaar een
beroep op U te laten uithrengen. Het betreft het dorp
Hij!aard, er staat en fraaie pastorij." Julia
slaakte en zucht van verligting. Ik gevoel mij als
een Egyptische uit de dagen van Mozes, die uit het
dienst-
huis werd
uitgeleid." Ook Pieter was blij, maar had toch het gevoel, dat wij
smadelijk heen gezonden werden. Maar wat ik wensch
is, dat Pieter onder de pressies van zijnen vader uitgekomen nu als een vrij mensch een nieuw begin mag maken. Hij heeft de beroeping stante pede zonder
nadere informatiën in te winnen schriftelijk aanvaard en dat
beduidt voor ons, dat we over slegts
enkele
weken naar Friesland zullen verhuizen. Ach ik wilde
wel, dat het ditmaal meer in de
omgeving van
Wassenaar en Katwijk zou zijn, maar ik zucht van verligting
als ik denk aan alle'
naargeestigheden, die we hier achter ons kunnen laten. Ik zie al in gedachten hoe
straks de
transporteurs ons goed en onze meubelen zullen wegrijden uit dit akelige straatje."
Verdere
correspondentie tussen Julia en tante Sophie is niet bewaard gebleven. Iedere
twee jaar werd nu
verhuisd van
de ene kleine gemeente naar de andere, totdat zij uiteindelijk neerstreken in
Middelburg waar
P.A. Elderenbosch.